naar hoofdtekst gaan

Basisinstellingen voor afdrukken

In dit gedeelte worden de instellingen beschreven op het tabblad Snel instellen (Quick Setup) dat voor eenvoudig afdrukken wordt gebruikt.

  1. Controleer of de printer is ingeschakeld

  2. Plaats papier in de printer

  3. Open het instelvenster van het printerstuurprogramma

  4. Selecteer veelgebruikte instellingen

    Gebruik Veelgebruikte instellingen (Commonly Used Settings) op het tabblad Snel instellen (Quick Setup) om vooraf gedefinieerde afdrukinstellingen te selecteren.
    Wanneer u een afdrukinstelling selecteert, worden voor de instellingen Extra functies (Additional Features), Mediumtype (Media Type) en Papierformaat printer (Printer Paper Size) automatisch de vooraf ingestelde waarden toegepast.

    afbeelding: Veelgebruikte instellingen op het tabblad Snel instellen
  5. Selecteer de afdrukkwaliteit

    Voor Afdrukkwaliteit (Print Quality) selecteert u Standaard (Standard) of Klad (Draft) bij Hoog (High).

    afbeelding: Afdrukkwaliteit het tabblad Snel instellen

    Belangrijk

    • De selecties voor de afdrukkwaliteit verschillen afhankelijk van de afdrukinstelling die u selecteert.
  6. Klik op OK

    De printer drukt nu af met deze instellingen.

    afbeelding: OK op het tabblad Snel instellen

Belangrijk

  • Wanneer u Altijd afdrukken met huidige instellingen (Always Print with Current Settings) selecteert, worden de instellingen op de tabbladen Snel instellen (Quick Setup), Afdruk (Main) en Pagina-instelling (Page Setup) opgeslagen en worden die instellingen gebruikt bij de daaropvolgende afdruktaken.
  • Als u de huidige instellingen wilt opslaan als een nieuwe voorinstelling, klikt u op Opslaan... (Save...) onder Veelgebruikte instellingen (Commonly Used Settings).